Nieuwe landsheer zorgt voor rust en veiligheid

Om te ontkomen aan vijandelijkheden op het Overijssels grondgebied, wordt gekozen voor een nieuwe landsheer: de krachtige Duitse keizer Karel V.

Sinds 1508 heeft het Overijsselse grondgebied – waaronder Zwolle – last van vijandelijkheden door Karel van Egmond, de hertog van Gelre. Zo wordt Zwolle in 1524 door de vijand ingesloten. Ook overige steden en de Ridderschap van Overijssel – een college van edelen – hebben last van de situatie. Maar de Utrechtse bisschoppen blijken niet in staat om de Gelderse agressie te stoppen. Deze omstandigheden vragen om een machtige heerser zoals de Duitse keizer. Hij kan de veiligheid herstellen.

Maar Karel V heeft een eis. Hij komt alleen te hulp als de verkozen bisschop Hendrik van Beieren zijn macht over Utrecht en Overijssel met andere gebieden aan hem overdraagt. Op hun beurt stellen de steden en de Ridderschap van Overijssel ook voorwaarden aan het gehoorzamen aan de keizer. Zij willen alle rechten en vrijheden die ze hebben behouden. En Overijssel moet met Drenthe en een stukje Groningen bij elkaar blijven als het Oversticht. Karel V belooft dit plechtig.

Met het keizerlijke leger wordt het belangrijkste doel gehaald. De rust en orde keren snel terug. Maar de overige afspraken worden niet nagekomen. Namens Karel V gaat een stadhouder zich bemoeien met het bestuur. Het beloofde Oversticht blijft niet samen. En in het nieuwe Hof van Kanselier en Raden, opgericht in 1553, zitten vooral vreemdelingen. De ontevredenheid bij Zwolle, andere steden en de Ridderschap, stapelt zich op.