Eeuwenlang bieden grachten, muren, poorten en torens bescherming aan Zwolle. Later ook aarden wallen en bastions. Maar ze zijn er niet voor eeuwig.
Wanneer Zwolle in 1230 stadsrechten krijgt, mag het zijn grondgebied beschermen met grachten, planken of muren. De stad heeft al snel een verdedigingsmuur, wat blijkt uit opgravingen van een stenen stadsmuur uit de tijd vóór 1300. Maar de muur biedt onvoldoende weerstand tegen vijandige kogels, afgevuurd met kanonnen die steeds krachtiger worden. Er komen aarden wallen die de kogels beter opvangen. De twaalf bastions uit het begin van de 17e eeuw geven Zwolle vanuit de lucht de herkenbare stervorm.
Met zijn vestingwerken is Zwolle tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) een belangrijke schakel in de verdedigingslinie tegen de Spanjaarden. Daarna raakt de stad de defensieve functie voor het land kwijt. De wallen en bastions krijgen een andere invulling. In 1647 plant het stadsbestuur bomen en verschijnen er kleine tuinen en gebouwen. Op de wallen is ook ruimte voor nieuwe bedrijvigheid, zoals leerlooierijen, het maken van zeep (‘zeepzieden’) en het brouwen van bier.
In 1789 verliest Zwolle zijn status als vestingstad. De vestingwerken staan stadsuitbreiding in de weg en worden deels gesloopt. Op delen die overblijven ontwerpt de 19e-eeuwse tuinarchitect Hendrik van Lunteren wandelparken die nu nog goed herkenbaar zijn, net als de wallen, bastions en delen van de stadsmuur.