Muntrecht voor Zwolle

Lange tijd heeft Zwolle zijn eigen munt. Toestemming voor het slaan van munten wordt verleend door de Duitse keizer Frederik III. 

Zwolle is een laatbloeier. Terwijl het nabijgelegen Deventer al op eigen initiatief zijn eigen munten slaat, wacht Zwolle keurig op een officiële vergunning. De Zwolse muntslag duurt van 1488 tot 1499 – een relatief korte periode.

Vanaf 1534 trekt Zwolle op met Deventer en Kampen in het uitgeven van een gezamenlijke munt. Eerst is de werkplaats waar deze driestedenmunt wordt geslagen in Deventer. Maar wanneer deze stad in 1587 door verraad van de Engelse commandanten Stanley en York in Spaanse handen komt, verhuist de werkplaats naar Kampen.

Toch houdt de munt van Zwolle, Deventer en Kampen in het daaropvolgende jaar op te bestaan. Prins Maurits herovert Deventer, en de drie steden brengen opnieuw hun eigen munten uit. Op de Zwolse munt staat zoals gebruikelijk de afbeelding van de Duitse keizer en de rijksadelaar. Muntmeesters voor het Zwolse munthuis komen gedurende een eeuw uit de familie Van Romunde.

Zwolle is erg gesteld op het voorrecht een eigen munt te slaan. De stad laat niet toe dat de kwaliteit, soort en hoeveelheid van de muntslag door een andere overheid worden gecontroleerd. Daardoor komt Zwolle meerdere keren in aanvaring met de Staten-Generaal. Onder druk en tegenstribbelend, maar verleid met een jaarlijkse bijdrage van 4.000 gulden, staakt Zwolle in 1694 de muntslag. In 1809 schaft koning Lodewijk Napoleon deze vergoeding af.