Het vervuilde water van de Grote en Kleine Aa is een bron van ziekten. De gemeente besluit tot het deels droogleggen van de Aa’s.
Het riviertje de Grote Aa loopt eeuwenlang door Zwolle. Bij het Rodetorenplein stroomt het water de stad in. Door het noordelijk deel van de stad wordt een gracht gegraven met als naam de Kleine Aa. Ter hoogte van de Steenstraat, iets verder dan het Drostenhuis, stroomt de Grote Aa onder de Waag. Nadat in 1441 de Grote Aa nog wordt uitgediept, verplaatst de scheepvaart van de bescheiden Zwolse haven zich buiten de stadsmuren. Daarmee gaat de economische functie van het riviertje verloren.
Halverwege de 19e eeuw zijn de Grote en Kleine Aa een open riool geworden. Ze stinken en zijn een bron van ziekten. In 1849 en 1855 gaat Zwolle gebukt onder heftige cholera-uitbraken en vaak worden de Grote en Kleine Aa als schuldigen hiervan aangewezen. Daarnaast heeft het stadsbestuur ook bezwaar tegen de hoge kosten van het onderhoud van de kademuur en de stad heeft meer marktruimte nodig. In 1862 besluit het stadsbestuur de Aa’s met een gewelf te ‘overkluizen’ en droog te leggen. Een kostbare zaak, die in gedeeltes wordt uitgevoerd.
Hoewel de Grote en Kleine Aa niet meer bestaan, is hun loop te zien op een historische plattegrond van de stad. Daarnaast herinnert de naam A-plein aan de Kleine Aa. En volgens sommigen kan iemand die goed luistert in de kelder van het Drostenhuis de Grote Aa nog horen stromen.