Na de Romeinse tijd blijven de IJssel- en Vechtdelta dunbevolkt. Zwolle duikt voor het eerst in de geschiedenis op in de 9e eeuw.
De eerste schriftelijke vermelding van Zwolle stamt uit het jaar 1040. Historische vondsten laten zien dat in het gebied vrijwel steeds mensen hebben gewoond, maar van een grote nederzetting is geen sprake. Zwolle brengt daarin verandering. De naam van de stad is waarschijnlijk afgeleid van Suele of Suelle, het Germaanse woord voor een zwelling of verhoging in het landschap. Dit verwijst naar de hoge zandgronden, de geboortegrond van Zwolle.
In de vroege middeleeuwen heersen grootgrondbezitters over het gebied. Vaak zijn dat kerkelijke instellingen, zoals de bisschop van Utrecht, het kerkelijke bestuurscollege of ‘kapittel’ van Deventer en kloosters. Zij laten hun bezit beheren en besturen vanuit (boeren-)hoven. Rond deze hoven ontstaan de eerste nederzettingen. Van het Hof van Zwolle, bezit van het kapittel van Deventer, zijn in 1973 en 1974 tijdens voorbereidingen in de bouw van het nieuwe stadhuis sporen gevonden.
Tussen de 8e en 10e eeuw, aangeduid met de Karolingische tijd, groeit Zwolle vrij snel. Dat komt onder meer door de handel met Duitse gebieden. In Salland wordt Zwolle steeds meer een stad om rekening mee te houden, maar het krijgt pas in 1230 stadsrechten.