Einde aan de veehandel

Ruim zeven eeuwen lang zijn Zwolle en de veehandel nauw verbonden. Landelijke problemen met ziekten onder het vee maken daar plotseling een eind aan.

De ligging van Zwolle in de middeleeuwen, omringd door grazige weiden, zorgt voor een aantrekkingskracht op veehandelaren. Met toestemming van de bisschop van Utrecht worden jaarmarkten georganiseerd. Van ver buiten de stad komen hier mensen op af om koeien, varkens, schapen, kippen en ander vee te verhandelen. Een belangrijke inkomstenbron voor Zwolle.

Begin 17e eeuw worden de jaarmarkten minder populair, maar binnen de stadsmuren is nog steeds een levendige veehandel. De straatnaam Ossenmarkt verwijst hier bijvoorbeeld nog naar. Halverwege de 19e eeuw verhuist de koeienhandel naar de Beestenmarkt. De varkenshandel gebeurt op de Pannekoekendijk. Zwolle wordt de grootste veemarkt van ons land.

In 1931 opent een nieuwe locatie voor de veemarkt achter de Emmastraat. Deze groeit uit tot een begrijp in de wijde omgeving. Tot 1971 gebeurt het verhandelen van vee met ‘handjeklap’ in de open lucht. Wanneer de IJsselhallen dat jaar het nieuwe onderkomen worden, komt daar een einde aan. De Zwolse veehandel ontwikkelt zich tot de Nederlandse top.

Dan verandert alles ineens. In 2001 maken overheidsmaatregelen het onmogelijk de Zwolse veehandel voort te zetten. Ernstige uitbraken van de varkenspest en mond-en-klauwzeer in ons land maken de maatregelen noodzakelijk. Zwolle blijft voor de ziekten gespaard, maar toch moet de veemarkt de deuren sluiten.