De eerste bewoners

Jagers, vissers en verzamelaars trekken zo’n 10.000 jaar geleden door de IJssel- en Vechtdelta. Het zijn de eerste bewoners.

De hogere zandgronden bieden rondtrekkende nomaden alles wat ze nodig hebben. Droge voeten, maar ook voldoende drinkwater en vissen om te eten. In de bossen gaan de mensen op jacht en verzamelen ze plantaardig voedsel.

Uit heel oude vondsten blijkt dat in de prehistorie rond de IJssel en de Vecht wel steeds mensen zijn, maar niet heel veel. Tot ver na het begin van onze jaartelling blijft het in de omgeving van het huidige Zwolle dunbevolkt. De jagers, vissers en verzamelaars leven in tenten die ze maar voor korte tijd op één plek laten staan, waarna ze weer verder trekken. Ze hebben weinig sporen achtergelaten.

Wel worden zwarte kuilen of haardkuilen teruggevonden. Eerst dachten onderzoekers dat hier vuur werd gestookt om eten te koken. Tegenwoordig vermoeden experts dat in de kuilen teer en pek werden gemaakt. Teer en pek werden bijvoorbeeld gebruikt om een pijlpunt van vuursteen vast te maken aan de schacht, of om dierenhuiden waterdicht te maken voor gebruik als kleding of tentdoek.

Na de rondtrekkende bewoners gaan in de streek rond het huidige Zwolle boeren wonen. Dat gebeurt al vanaf de vroege Bronstijd, zo’n 2.100 tot 600 jaar voordat onze jaartelling begint.