Als reactie op strenge bouwstijlen uit voorgaande eeuwen, bloeit de Art Nouveau op. Ook Zwolle heeft prachtige voorbeelden.
Tussen 1849 en 1899 groeit Zwolle van bijna 18.000 tot ruim 30.000 inwoners. Door de sloop van wallen, muren en poorten komt buiten de grachten voldoende ruimte vrij voor nieuwe huizen en wijken. Meestal kiezen architecten voor een klassieke bouwstijl, gebaseerd op de gotiek, de renaissance of het classicisme. Of een combinatie van deze ‘neostijlen’: de eclectische stijl.
Maar onder de architecten ontwikkelt zich ook iets heel anders: de Art Nouveau of Jugendstil, die tussen 1890 en 1914 binnen Europa erg populair wordt. In de Zwolse binnenstad, Assendorp en de Veerallee zijn hier voorbeelden van te vinden, ontworpen door de jonge, vooruitstrevende architecten G.G. Post, G.B. Broekema en M. Meijerink.
Met een optimistisch toekomstbeeld kiest de Art Nouveau voor nieuwe technieken zoals glas en giet- en smeedijzer, asymmetrische gevels, ornamenten en het zichtbaar houden van constructieve elementen. Grote inspiratiebron is de natuur, met sierlijk vormgegeven planten en bloemen, vogels, libellen, wolken, water en rotsen. Trapleuningen, balkons, gevels en ook vaak meubels krijgen dezelfde stijl. Kenmerkend zijn de geglazuurde tegels (‘majolicategels’), die zowel binnen als buitenshuis worden toegepast.
Na 1915 kiezen architecten vaak weer voor een functionele, zakelijkere manier van bouwen.