Zwolle wordt bezet en valt onder leiding van de bisschoppen van Keulen en Munster. De band met de Republiek is bijna twee jaar lang doorgesneden.
In het rampjaar 1672 doen Frankrijk, Engeland en de bisdommen van Keulen en Munster samen een aanval op de Republiek der Verenigde Nederlanden. De paniek slaat toe. Mensen slaan op de vlucht naar Holland, dat veilig achter de waterlinie ligt. Om burgers te beschermen tegen kanonvuur, plunderingen en gewelddadigheden geven Utrecht, Gelderland en Overijssel zich over. Na Deventer staakt ook Zwolle zijn verzet. Met verwaarloosde verdedigingswerken en soldaten die de benen hebben genomen, heeft de stad ook weinig keus. Achtergebleven inwoners moeten soldaten van de bisschoppen in huis nemen. Zwolle krijgt zware betalingen opgelegd en moet een deel van zijn stadszilver verkopen.
Onder bescherming van de bisschoppen herleeft de rooms-katholieke godsdienst. Katholieke burgers nemen bezit van de Grote Kerk. Het stadsbestuur bestaat voortaan voor de helft uit katholieken.
Dan geven succesvolle gevechten van de Republiek tegen de Engelsen op zee een positieve draai aan de oorlog. Het landleger voelt zich gesterkt. De manschappen staan onder het inspirerende leiderschap van stadhouder Willem III. De Fransen trekken zich als eersten terug. Daarna volgen de Duitsers. Maar het kwaad is geschied. Zwolle blijft achter als een berooide en vernederde stad.