Iconische Zwolle
Hoe hebben de Zwolse markten vroeger geklonken? En wie hebben hier gewoond? Laat je onderdompelen in de blik van jonge Zwollenaren op het Zwolse verleden. Tijdens de audioroute Iconisch Zwolle komen de plekken in de Zwolse binnenstad van vroeger weer tot leven. Historische feiten zijn verweven met fictie. Studenten hebben de verhalen geschreven waar jij naar gaat luisteren en Jeroen Allema neemt jou mee langs de verschillende plekken. Veel luisterplezier!
Deze route is ontwikkeld in samenwerking met eerstejaars studenten van ArtEZ in opdracht van ANNO.
Locatie: Sassenstraat 2.
Transcriptie: Iconisch Zwolle – Schepenzaal
AMBTENAAR: “Rhijnvis, Rhijnvis, waar is Rhijnvis?! Waar is onze burgemeester?”
VERTELLER: Rhijnvis is een half jaar burgemeester van Zwolle in 1787, nadat hij zonder goedkeuring van stadhouder Willem de Vijfde is gekozen. Er was daarmee dus sprake van machtswisseling.
AMBTENAAR: Hij was er gisteren ook al niet.
OCKJE: Hij zit te lekker genieten op zijn buitenverblijf in Boschwijk met mij zijn lieve vrouw en zijn hondjes. Schat, hoor je niet op je werk te zijn?
RHIJNVIS: Nee, als ze me nodig hebben dan komen ze maar hier. Hier heb ik rust in mijn hoofd met mijn schrijfwerk, mijn kop thee en honden.
VERTELLER: Naast burgemeester, is Rhijnvis ook sleutelfiguur in het Zwolse culturele leven, met veel ambitie voor het ontwikkelen van nieuwe talen. Dat niet alleen, Rhijnvis houdt ook van gedichten schrijven. Dit fragment komt uit het leerdicht “Het graf”, in 1792 door hem geschreven.
“O eenzaam Kerkhof, daar mijn dierbare Vaadren woonen, Gij kunt mij in ’t verschiet de blijde ruste toonen;”
OCKJE: RHIJNVIS, RHIJNVIS, het eten is klaar. Hij hoort mij niet en zit in zijn eigen wereld.
RHIJNVIS: Ik tuur naar mijn schrift en ik kijk weer naar buiten. Is dit alles wat er is? Hoe verlang ik naar de rust.
OCKJE: Ik loop naar boven om hem uit te nodigen voor het eten.
*Traploop geluid en deur open geluid*
OCKJE: Het eten staat beneden klaar.
RHIJNVIS: Ik ben nog aan het schrijven Ockje.
OCKJE: Je moet wel goed eten.
RHIJNVIS: Ockje, ik ben aan het schrijven, je weet dat ik niet zomaar kan stoppen.
OCKJE: De rest zit al klaar voor het eten, we wachten op je.
RHIJNVIS: Ik kom er zo aan.
OCKJE: Ik weet ook wel dat hij er niet aan komt. Dus ik blijf nog even wachten. Ik pak weer een stukje tekst dat hij net had geschreven.
VERTELLER: “Ik dool langs uwen grond in deezen stillen nacht, en staar de wijkplaats aan, die mijn gebeente eens wacht.”
RHIJSVIS: Er wordt zoveel van mij verwacht. Ik wil mijn rust pakken. Ik wil… Ockje ik weet het niet.
OCKJE: Rhijnvis, we wachten nu al erg lang op jou. Samen eten zal je goed doen.
RHIJSVIS: Eet maar zonder mij, ik ben nog niet klaar.
OCKJE: Hij eet al een paar dagen minder. Ik maak mij zorgen om hem.
RHIJSVIS: Ik ben bijna klaar.
OCKJE: Ik loop maar weer naar beneden om te vertellen aan de kinderen dat ze weer zonder hun vader eten. Ik weet ook dat als ik nu naar boven zou gaan dat Rhijnvis daar niet meer zat. Rhijnvis zit vaak te dromen, over dood, over rust bij zijn favoriete eik.
RHIJNVIS: Hier onder deezen Eik; hier zal ik rust genieten; Hier zal geen zucht mijn borst, geen traan mijn oog ontschieten; Hier drijven de Eeuwen met haar schande en leed voorbij…
TEGENSPREKER: Ben je helemaal gek geworden? Tussen de normale mensen? Tussen de armen? Je verdient een plek in deze kerk.
OCKJE: Hij heeft zich in 1779 al afgezet tegen het begraven in de kerk.
RHIJSVIS: Ik wil helemaal geen plek in de kerk. Ik wil tussen de natuur liggen. Genieten van de rust. Ik heb al een mooie plek uitgekozen. Ik wil buiten de kerk begraven worden, ver van de kerk af tussen het groen.
TEGENSPREKER: Komt niks van in.
OCKJE: En zo maakt de kerk deze keuze. Rhijnvis zou in de kerk worden begraven. Maar vlak voor 1826 toen een zware malaria-epidemie Zwolle trof, werd er een nieuwe begraafplaats buiten de stad snel geaccepteerd en gemaakt. Helaas overleed ik al voor die tijd, in 1813.
RHIJNVIS: Ockje, oh mijn lieve Ockje wat moet ik toch zonder jou?
OCKJE: Ik had het leven gezien, ik was er niet meer. Ik zag dat mijn Rhijnvis al verlangde hij naar de dood, kapotging dat ik er niet meer was. Hij verbleef daar, in Boschwijk, met de hondjes. De kinderen waren inmiddels al volwassen en konden nauwelijks meer langskomen. Gelukkig, nadat hij is overleden in 1824 en we weer samen kwamen in de dood, kregen wij in 1825 de eer om als eerste te worden herbegraven aan de Meppelerstraatweg 1 (in Zwolle).
RHIJVIS: Onder mijn geliefde eik.