Iconisch Zwolle: Peperbus

Iconische Zwolle

Hoe hebben de Zwolse markten vroeger geklonken? En wie hebben hier gewoond? Laat je onderdompelen in de blik van jonge Zwollenaren op het Zwolse verleden. Tijdens de audioroute Iconisch Zwolle komen de plekken in de Zwolse binnenstad van vroeger weer tot leven. Historische feiten zijn verweven met fictie. Studenten hebben de verhalen geschreven waar jij naar gaat luisteren en Jeroen Allema neemt jou mee langs de verschillende plekken. Veel luisterplezier!

Deze route is ontwikkeld in samenwerking met eerstejaars studenten van ArtEZ in opdracht van ANNO.
Locatie: Ossenmarkt 42.

Transcriptie: Iconisch Zwolle – Peperbus 
VERTELLER: Op 4 september 1928 staat er een mensenmassa rondom de Peperbus. Het is namelijk tijd voor de groots opgezette landbouwtentoonstelling, die als doel heeft burgers bekend te maken met de nieuwste ontwikkelingen in de agrarische sector en de toepassing van elektriciteit. Om dit op een enerverende manier te laten zien is er een spektakel bij de Peperbus. De mensen komen uit elke hoek van Zwolle, om rondom de Onze Lieve Vrouwekerk te staan. Zo ook de twee kleindochters van een oude torenwachter. Hun opa, Franciscus Bartholomeus Langneaux, ook wel bekend als opa Frans had jaren geleden voor de toren gezorgd, waar zij nu voor staan. Door de menigte heen hebben zij zich een weg naar voren gebaand, om de toren waar zij vele verhalen over gehoord hebben, goed te kunnen bekijken.

*Stadsgeluid met mensenstemmen*

KLEINDOCHTER1: Sorry, sorry, excuses. PEEEERSONEEL PEEERSONEEL mag ik heel even? Hallo!

KLEINDOCHLEINDOCHTER2: Personeel?

KLEINDOCHTER1: Ach, met een beetje fantasie, personeel, eregast, valt in hetzelfde voorrangsstraatje.

KLEINDOCHTER2: Zijn wij eregasten dan?

KLEINDOCHTER1: Een eregast bén je niet, dat roep je over jezelf af. Opa is mooi 25 jaar torenwacht geweest! Nou, we zijn er nog niet, nog een paar rijen verder naar voren te gaan. Hete thee. Sorry, sorry. HETE VERF.

KLEINDOCHTER2: Hete verf?

KLEINDOCHTER1: Ja, daarvoor gaan mensen aan de kant. Kun je het zien zo of moet je op mijn nek?

KLEINDOCHTER2: Wat moet ik zien? Hij zou er toch als belaagd door vuurvliegjes uit moeten zien?

KLEINDOCHTER1: Dat komt straks pas. Kijk hoe groot, er lijkt geen einde aan te komen. Mijn nek gaat er nog pijn van doen.

KLEINDOCHTER2: Ik zie nog niet wat opa zag hoor, ‘Mijn Peperbus is nog mooier dan de Domtoren van Utrecht’. Hoog van de toren blazen, vind ik dat. Peperbus mooier dan de Dom? In zijn dromen.

KLEINDOCHTER1: Geduld, geduld

KLEINDOCHTER2: Oh, kijk daar is het beeld waar opa het altijd overhad! De vrouw met het kindje opschoot.

KLEINDOCHTER1: Waar?!

KLEINDOCHTER2: Daar, boven de rode deuren! Je moet even langs die man heen kijken dan zie je het.

KLEINDOCHTER1: Oh daar! Wat leuk, weet je nog dat hij altijd aan zijn moeder moest denken door dat beeldje. Waardoor hij nooit alleen op zijn werk was.

KLEINDOCHTER2: Dat is toch een fijne gedachte als je zo alleen op die toren staat, met beneden alle mensen.

KLEINDOCHTER1: Opa vond dat juist fijn volgens mij, over iedereen in Zwolle mogen waken.

KLEINDOCHTER1: Ik hoop dat ze ook nog wat muziek gaan spelen.

KLEINDOCHTER2: Wat bedoel je?

KLEINDOCHTER1: De klokken, opa praatte altijd zo lovend over de klanken die uit de klokken kwamen. En trots dat die was als er weer een nieuwe klok bij kwam. Hij neuriede ook altijd het deuntje van die week, daar kon ik mij soms dood aan ergeren.

KLEINDOCHTER2: Oooh en hoe vaak we het verhaal van de klokken die kwamen van de beroemde klokken geschutgieterij van Geert van Wou in Kampen wel niet hebben gehoord. De klanken die daarvan kwamen waren volgens hem alsof de engelen naar de aarde waren afgedwaald.

VERTELLER: Zodra de laatste zonnestralen 4 september 1928 uitgestorven zijn luidden de 47 grote en kleine klokken de opening van de landbouwtentoonstelling in. Terwijl de muzikaliteit van de beiaardier zich op razend tempo door de straten uitstrooit, sterven de gesprekken uit. Gesprekken van de mensen over wiens hoofden je kunt lopen, zo druk. Alle hoofden lijken als met elastiek naar de toren getrokken. De toren die het met zijn 2400 gloeilampen doet lijken alsof al het licht uit de stad zich op één plek heeft verzameld.

KLEINDOCHTER1: Oh! Kijk daar, linksonder in het hoekje, volgens mij flikkert daar iets, volgens mij gaat het beginnen! Wist je dat er wel voor honderden paarden aan kracht nodig is voor alle gloeilam?

*Geluidseffect van aansluiten krachtstroom. Gezamenlijk ‘oooh’ van mensenmenigt.*

KLEINDOCHTER1: Ooooh…

KLEINDOCHTER2: Heb je het nou gemi…?

KLEINDOCHTER1: Nee shht! Ik ben er bijna een beetje stil van

KLEINDOCHTER2: Bijna. Opa zou dit fantastisch hebben gevonden.

KLEINDOCHTER1: Hij had hoogstpersoonlijk en handmatig alle gloeilampjes willen aandraaien.

KLEINDOCHTER2: Ik heb iets op te biechtten….

KLEINDOCHTER1: Wat dan?

KLEINDOCHTER2: Ik zie wat opa ziet. De peperbus, op deze manier. Op deze manier valt de dom van Utrecht haast in het niet.

KLEINDOCHTER1: Kon hij dit maar zien….

KLEINDOCHTER2: Misschien doet hij dat ook wel, of is hij een van de lichtjes zelf.